Op wie lijk ik
Op dit moment zijn wij als gezin begonnen met systeemtherapie. Dit rakelt van alles op bij ons allemaal. Allerlei triggers, allerlei emoties en herinneringen die je dacht diep weg te hebben gestopt. En dus ook bij mij. Allerlei vragen die ik had en nog steeds heb sinds ik weet wie mijn biologische vader is, zoals op wie lijk ik?
Kind.
Als kind vergelijk je je vaak met je ouders, al gaat het dan vaak om uiterlijke kenmerken. Op wie lijk ik? Papa of mama? Of beide? Hebben we dezelfde kleur ogen, haar, huid? Textuur van ons haar, lengte, neus en ga zo maar door. Dit doen alle kinderen. Ik zag het ook bij mijn kinderen. En ik dacht altijd ik lijk op mijn beide ouders.
Mijn vader blank en mijn moeder bruin en ik het “halfbloedje” met een getinte huid. Niks raars aan. Donkere ogen van mijn moeder, niet echt kroeshaar zoals mijn moeder, maar ook niet sluik zoals mijn vader. Ook ertussen in.
Tiener.
Dan ga je verder kijken. Meer naar karaktereigenschappen en naar interesses. Op wie lijk ik op deze gebieden? Ik was graag met familie en vrienden, zoals mijn beide ouders. Ik was graag met mijn handen bezig, net zoals mijn vader. Koken en eten van beide ouders. Sociaal zoals mijn moeder, maar ook heerlijk op mijzelf zoals mijn vader. Heethoofd als mijn vader, haha, zorgzaam zoals mijn moeder.
Pubertijd.
Hier vertroebelt je wereld. Je wilt meer bij andere gaan horen, bij je “peers”. De zoektocht naar je individuele zelf start. Wie ben ik? Wat wil ik? Leuk wat mijn moeder vindt, maar ik wil mijn eigen mening en smaak hebben. Mijn vader was er niet meer. Kon geen vergelijking meer met hem. Maar ik was juist op deze leeftijd niet echt meer met, op wie lijk ik, maar meer met, wie ben ik?
Jongvolwassen.
Hier denk je het te weten. Dit ben ik, zo wil ik het. Dit wil ik met mijn leven en zo ga ik het doen. Met als basis, met als fundering alles wat je vanaf kleins af aan hebt opgebouwd. Meenemend van je ouders en van je “peers”. En toen barstte bij mij de bom en kreeg ik te horen dat de man waarmee ik mezelf jaren heb vergeleken, biologisch gezien niet mijn vader was. Alles wat ik 20 jaar lang als waarheid had aangenomen was in één klap weg.
Weer op zoek naar mijzelf.
Dat was je nu had “moeten” afsluiten, begon van voorafaan. Wie ben ik? Op wie lijk ik? En hoe graag ik dat allemaal wilde weten, ik kon alleen afgaan op wat mijn moeder vertelde. Ik liep als hem en ik had bepaalde gezichtsuitdrukkingen enzo. Maar van wie ik dat creatieve had? Dat wist ze niet. Ik lijk op zijn zussen. Maar ik had daar niet veel aan.
Nature versus Nurture.
Ik had dit ooit op mijn opleiding Sociaal Pedagogisch werk gehad en ook op de Pabo. Dat wat je biologisch meekrijgt, DNA bepalend, met daarnaast wat je in de opvoeding had meegekregen. Hoe ouder ik werd hoe meer ik dit op mijzelf kon toepassen. Dat creatieve en met mijn handen bezig zijn, heb ik meegekregen van de vader die mij heeft opgevoed. Hij deed dat ook graag en betrok mij er graag bij. En zo zijn er meer dingen die je meekrijgt in je opvoeding dat jou vormt, en dingen die gewoon biologisch bepaald zijn.
Toch popt de gedachte, op wie lijk ik, hier en daar toch nog op. Omdat we van nature gewoon graag bij horen. Een soort oerinstinct, dat gevoel dat je je verbonden wilt voelen met je ouders.